De tuin
Ons huis staat op een kavel van 760 vierkante meter. Een deel was oud gemeenteplantsoen vol bramen en uit hun krachten gegroeide struiken. Het was van de achtertuin gescheiden door een ligusterheg die al jaren niet gesnoeid was; hij was minstens drie meter hoog. Om van de tuin een geheel te maken, wilden we de heg graag aan de buitenrand hebben. Hiervoor kregen we hulp van Ishi. Hij zaagde de heg op halve hoogte af en groef de struiken stuk voor stuk uit, om ze rondom de tuin te herplanten.
Om de overvloedige groei van lastpakken als bramen en haagwinde te stuiten, dekten we een groot deel van de grond af met karton. Na een paar maanden waren de ongewenste kruiden verstikt en konden we de tuin verder gaan ontginnen.
Een natuurrijke leeftuin, dat was wat we wilden. Toos zat met de handen in het haar, omdat ze nog nooit eerder een tuin had gehad. Oud-collega en landschapsarchitecte Angrid Tilanus maakt een schetsje waarmee ze aan de slag kon. Later volgde ze nog een korte cursus tuinontwerpen bij Josien Segers en een cursus De natuurrijke siertuin bij Wim Niemandsverdriet. Een belangrijke inspiratiebron vormde het boek 'Tuinen van overvloed' van Fransje de Waard. Ook door andere tuinen te bekijken en tuintijdschriften te lezen, kreeg ze langzaam aan een beeld van hoe het worden moest.
Voortuin: het visitekaartje
De voorkant van ons huis ligt op het zuid-westen. Daar moesten natuurlijk twee leilinden komen om de zon in de zomer wat te temperen. Vier forse taxussen - de enige beplanting die er nog was toen we het huis betrokken - hebben we behouden, maar gefaseerd in bolvorm gesnoeid. Een straatje van klinkers en een gietijzeren vogeldrinkbak geven structuur. Als contrast met de grauwe flats aan de overkant hebben we gekozen voor primaire kleuren: veel geel met een beetje rood, wit en blauw.
(meer...)In de winter bloeit hier de winterjasmijn, vroeg in het voorjaar de toverhazelaar gevolgd door de sering, sneeuwbal en goudenregen. In de zomer vragen vuurrode stokrozen de aandacht en in het najaar paarsblauwe monnikskappen. Al met al het hele jaar door een vrolijk, ietwat formeel boerentuintje als visitiekaartje.
Zijtuin: boomgaardje
Vroeger heeft in de zijtuin de koeienstal gestaan. Die was al gesloopt voor wij het huis kochten en in de zware kleibodem zit nog veel puin. Geen prettige grond om te bewerken. Ons plan was een boomgaardje aan te leggen in bloemrijk grasland.
Direct na onze verhuizing plantten we vier fruitbomen: een Swaneappel (later vervangen door een Malus Rajka), een peer (Super Trévoux), een dubbele boerenwitte pruim (later vervangen door een Victoria) en een vijg. De vijg was een stek van de vijgenboom die aan de Utrechtse Oudegracht uit een kelderraam naar buiten groeide. Hij droeg geen vruchten, reden waarom we hem na een paar jaar hebben vervangen door de variëteit Brown Turkey.
(meer...)Bij de verbouwing van het huis kwam natuurlijk ook puin vrij. Veel puin zelfs, doordat we nogal wat muren gesloopt hebben. Peter Peels, geestelijk vader van de Utrechtse Bikkershof, maakte ons enthousiast voor hergebruik van het puin in de vorm van stapelmuren. Langs de oprit stapelden we twee manshoge halvemaanvormige muren. Deze omsluiten een wadi waar, via twee regentonnen, het regenwater van ons dak in terecht komt. Voor het afkoppelen van de regenpijpen van het riool kregen we een forse subsidie van het Waterschap. Stapelmuren vormen een boeiende biotoop voor droogteminnende planten die op de klei niet gedijen en voor allerlei insecten. Ze waren na een jaar al weelderig begroeid met onder andere muurleeuwebek, sedum, muurbloem en bosaardbeitjes. Eronder hebben we flinke ruimten open gelaten waar egels en andere beestjes zich kunnen vestigen.
Bij wijze van afscheiding met de buurtuin maakten we een takkenril van twee rijen kastanjehouten palen waartussen al het snoeihout een plek krijgt. Leuker en praktischer dan het oude gammele hekje. Ook is het een paradijs voor allerlei dieren, vooral huisjesslakken.
Langs het trottoir stond een hek van ijzeren palen met gaas ertussen. Alle klimopzaailingen die we in de tuin aantroffen, hebben we daar tegenaan geplant om een mooie groene afscheiding te vormen. Helaas gedijt klimop op de klei wel erg goed; het is dan ook een hele klus om hem enigszins in toom te houden. Achter de klimophaag kwamen besdragende struiken: ribes, hondsroos, egelantier, een botanische bottelroos (Rosa multiflora japonica), sleedoorn, vlier, kardinaalsmuts, Gelderse roos en sneeuwbes voor de vogels, en een hazelaar voor ons. Dit bosje wordt druk bezocht door merels en andere stadsvogels. Jammer genoeg ook door katten, zodat we nogal eens een dode vogel aantreffen.
(meer...)Achter de stapelmuren hebben we een cirkelvormig graslandje aangelegd. We dachten dat dat leuk zou zijn voor de jeugd uit de buurt. Helaas is dit experiment mislukt: we hebben het bezoek van de buurtkinderen aan banden moeten leggen omdat er te veel vernield werd. Nu staat er een Cox Orange op die plaats.
Het overgebleven stuk grond hebben we ingezaaid met een wilde-bloemenmengsel. Wat was het boeiend om de opvolging van verschillende planten te volgen! Na verloop van tijd begon het echter wel erg te vergrassen en ook de haagwinde woekerde, wat het einde van het bloemrijk grasland inluidde. Met pijn in het hart zijn we steeds grotere stukken gaan maaien, tot er nog maar een smalle rand bloemen rond de fruitbomen overbleef.
Achtertuin: onze leeftuin
In onze achtertuin brengen we in de zomer de meeste tijd door. Dicht bij het huis liggen een ruim terras en een kruidentuin. Meer naar achteren in concentrische kwart-cirkels een grasveldje met voorjaarsbollen, een smalle border, de moestuin, frambozen- en bessenstruiken, een notenboom met daaronder varens en andere schaduwplanten, een vogelbosje en tot slot de ligusterheg. Verder bevinden zich hier een schuur met een aangebouwd kasje, een tweede terras met avondzon, een minivijvertje waar katten, egels en vogels komen drinken, de compostbakken, de voorraad stookhout en een paar mooie bomen.
(meer...)We hadden het geluk dat we in onze kennissenkring tenminste één ontzettend sterke man hadden: vol ontzag keken we toe hoe Klaus metershoge cotoneasters en laurierkersen omhakte en de wortelkluiten uitgroef - van elke soort zo'n zeven of acht. Een grote laurierkers spaarden we het zicht op de tuin wat af te schermen. Ook een mooie lijsterbes en enkele oude boerenjasmijnstruiken mochten blijven. Aanvankelijk lieten we eveneens een enorme cotoneaster staan omdat die laat in het jaar nog bessen draagt die de vogels graag eten. Helaas zijn de lange takken tijdens een strenge winter onder de sneeuwvracht bezweken.
De prachtige wilde kers hebben we jammer genoeg moeten vellen omdat hij te groot werd. Er bleef geen licht en vocht over voor de andere planten.
In de borders hebben we gekozen voor veel vlinder- en bijenplanten, zoals blauweregen, vlinderstruik, flox, judaspenning, beemdkroon, scabiosa, hemelsleutel, kogeldistel en look-zonder-look. De kleuren zijn overwegend zacht: veel blauw, rose, lichtgeel en wit en een beetje donkerrood. Alles groeit in een beheerste wanorde door elkaar, de planten mogen zich uitzaaien zo lang zij niet gaan overheersen.
(meer...)In de moestuin hanteren we een vruchtwisseling van vier jaar. We hebben groentenbedjes met bladgewassen, wortelgewassen, peulvruchten en vruchtgewassen. Daarnaast ligt nog een bedje met rabarber. Tussen de groenten staan ook altijd goudsbloemen, Oostindische kers, komkommerkruid (Borage) en bijenbrood (Phacelia), zodat de moestuin er nog steeds fleurig uitziet als de oogst binnen is.
Uiteindelijk hebben we nu drie tuinen met elk een eigen karakter: voor, naast en achter het huis. Wat ze gemeen hebben, is dat we zo veel mogelijk gebruik hebben gemaakt van al aanwezige materialen en van inheemse beplanting. Zoals we het huis zo duurzaam mogelijk hebben verbouwd, hebben we de ook tuin aangelegd op een zo natuurvriendelijk mogelijke manier.
(meer...)De meeste planten zijn krijgertjes van familie, vrienden en kennissen (bijvoorbeeld van LETS). De materialen zijn voor een groot deel hergebruikt: op het terras hebben we de oude grinttegels ondersteboven gelegd, op de paden liggen houtsnippers die we elk voorjaar van de Franciscushof krijgen en bij het grofvuil vonden we een Frans tuinsetje. Trouwens, ook het stookhout voor de leemkachel komt vanzelf naar ons toe. We hoeven nooit hout te kopen omdat alle buren weten dat we hout stoken.
Bemesten van de moestuin doen we met paardemest van een stal in de buurt en compost, het zeepsop gaat over de rabarber en voor kalium (voor de kruisbessen) gebruiken we de as van de leemkachel.
De tuin kost ons weinig maar levert ons veel op; niet alleen aan oogst meer dan we zelf kunnen gebruiken, maar vooral aan plezier!
Vorige: Leemkachel stap 16
Volgende: Muziek